Opmaak en lay-out opties voor de partituur zijn beschikbaar in het Opmaak menu.
De belangrijkste opdrachten en dialoogvensters die van invloed zijn op de lay-out van de partituur worden direct hieronder vermeld. Andere opmaakopties worden verderop op de pagina behandeld (maar voor tekst, zie tekststijlen en eigenschappen).
Pagina-instellingen: Wijzig de algemene instellingen zoals de pagina-afmetingen, pagina marges en schaalfactor.
Vergroot/verminder de uitrekking van de opmaak: Wijzig de opmaak door het uitrekken of inkrimpen van de geselecteerde maten.
Partituur: Wijzig partituur instellingen, zoals het gebruik van meermaatsrusten of verbergen van lege notenbalken.
Pagina: Wijzig algemene instellingen die bepalen hoe dicht notenbalken en systemen op elkaar staan, hoeveel marge er is voor de liedtekst etc.
Maatstijl: Stel de opmaak van de maat in om zo het aantal maten per regel te beïnvloeden.
Groottes: Stel de standaard grootte in voor "kleine" en siernoten, kleine notenbalken en kleine sleutel.
Overige opdrachten:
Voeg systeemomslagen toe/verwijder systeemomslagen: Bepaal het aan maten per systeem.
Afbrekingen en afstandshouders: Voeg systeem-, pagina- of sectie-omslagen toe. Je kunt ook extra ruimte tussen bepaalde systemen of notenbalken toevoegen indien nodig.
Het Stijl submenu bevat de mogelijkheden waarmee de algemene opmaak van veel elementen in de partituur kan worden aangepast. Het venster kun je als volgt openen:
In het Stijl venster zijn de volgende opties beschikbaar:
Om de Partituur eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Partituur.
In dit venster kunnen de algemene eigenschappen zoals het lettertype voor de muziek, het weergeven van meermaatsrusten, het verbergen van lege notenbalken, swing-instellingen, etc. worden aangepast.
Lettertype voor muziektekst: Maak een keus uit: Emmentaler, Bravura, Gonville of MuseJazz lettertype.
Geef in werkelijke toonhoogte weer: Vink deze optie aan om de partituur in de werkelijke toonhoogte weer te geven. Indien niet geselecteerd, dan wordt de partituur in de geschreven toonhoogte weergegeven.
Maak meermaatsrusten: Vink aan om meermaatsrusten weer te gebruiken.
Lege notenbalken in systeem verbergen: Met deze optie wordt ruimte bespaard door notenbalken te verbergen waarin alleen lege maten staan. Wordt gebruikt bij samengevoegde partituren.
Lege notenbalken in het eerste systeem niet verbergen: Zorgt dat alle notenbalken in het eerste systeem zichtbaar zijn, zelfs indien deze alleen uit lege maten bestaan.
Haken altijd laten zien bij enkele notenbalk: Laat haken zien bij een enkele notenbalk.
Geef nootwaardes over de maatstreep heen weer: Een functie die handig is bij de notatie voor oude muziek. Zie notatie zonder maatstrepen.
Verberg de instrumentnaam als er maar 1 instrument is: In dit geval hoef je de naam van het instrument meestal niet weer te geven.
Swing-instellingen bepalen de hoeveelheid "swing" die wordt toegepast op de hele partituur.
Indien je de "swing" wilt instellen in de partituur, zie Swing.
Automatisch plaatsen bepaalt het bereik en minimum afstand die wordt gebruikt bij het verticaal uitlijnen van elemente.
Om de Pagina eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Pagina.
In dit venster kun je de lay-out van de partituur aanpassen door het wijzigen van de afstand voor de marges, systemen, liedtekst regels en kaders. Je kunt hier ook bepalen wanneer de toonsoort, maatsoort en sleutels moeten worden weergegeven.
Het onderstaande diagram is een gids voor de verschillende parameters in dit venster:
Benedenmarge voor muziek: De afstand tussen de onderste notenbalk lijn van de laatste notenbalk op de pagina en de ondermarge van de pagina.
Notenbalkafstand: De ruimte tussen notenbalken die geen onderdeel zijn van een dubbele notenbalk (zie hieronder).
Opmerking: Om de ruimte boven een bepaalde notenbalk aan te passen, zie extra ruimte boven notenbalk (Notenbalk eigenschappen).
Maximum systeem afstand: De maximum afstand die is toegestaan tussen een systeem en de daarop volgende.
Bovenmarge voor verticaal kader: De standaard hoogte van de marge boven een verticaal kader.
Benedenmarge voor verticaal kader: De standaard hoogte van de marge onder een verticaal kader.
Drempelwaarde opvullen laatste systeem: Indien het laatste systeem langer is dan dit percentage van de pagina breedte, dan wordt deze opgerekt om die ruimte op te vullen.
Met de selectie vakjes is het mogelijk te bepalen wanneer de muzieksleutels, maatsoorten en toonsoorten moeten worden weergeven, inclusief herinneringen hieraan.
Om de Groottes eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Groottes.
Stelt de proportionele grootte in voor "kleine" en siernoten en ook voor kleine notenbalken en muzieksleutels. Het is normaal gesproken niet nodig om dit aan te passen.
Om de Koptekst, voettekst eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Koptekst, voettekst.
Hiermee kun je koptekst en voettekst toevoegen aan de partituur met gebruikmaking van de meta tags (zie partituur informatie), zoals paginanummers, pagina koptekst, copyright informatie, etc. Ook kun je verschillende kopteksten en voetteksten maken voor even en oneven pagina's, zoals het plaatsen van de paginanummers aan de rechterzijde voor oneven pagina's en aan de linkerzijde voor even pagina's.
Indien je de muis boven het tekstgedeelte van de koptekst of voettekst plaatst, dan wordt er een lijst met macro's weergegeven met hun betekenis en worden de meta tags weergegeven met hun waarde.
Om een koptekst of voettekst te maken voor een individuele partij, dan moet je ervoor zorgen dat deze partij de actieve tab is in het document venster. Om een koptekst of voettekst te maken voor een partituur met gekoppelde partijen dien je te zorgen dat de hoofd partituur de actieve tab is in het document venster.
Om de Maatnummers eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Maatnummers.
Hiermee kun je bepalen of er maatnummers moeten worden weergegeven in de partituur en, indien actief, met welke interval en onder welke condities.
Om de Systeem eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Systeem.
In dit venster kun je verschillende eigenschappen voor alle systemen aanpassen.
Systeem haken:
Zie ook haken.
Systeemscheidingstekens:
Om de Muzieksleutels eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Muzieksleutels.
Bepaal de stijl van de standaard tablatuur sleutel: Normale TAB-sleutel of TAB-sleutel met schreef (Serif).
Om de Voortekens eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Voortekens.
Hier kun je bepalen hoe de toonsoort wordt weergegeven wanneer de toonsoort wijzigt. Zie herstellingstekens bij toonsoort wijzigingen.
Om de Maat eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Maat.
Voor meer informatie, zie maat.
Om de Maatstrepen eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Maatstrepen.
Met de overige eigenschappen kan de dikte van "dikke", "dunne" en "dubbele" maatstrepen, de afstand tussen dubbele maatstrepen en de afstand tussen de herhalingsmaatstreep en de punt worden ingesteld.
Om de Noten eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Noten.
Dit venster kun je ook direct vanuit de partituur openen door met rechts te klikken op een noot en te kiezen voor "Stijl…".
De afstand en dikte van objecten ten opzichte van noten (stok, hulplijn, voorteken, punt). Het aanpassen van deze instellingen is niet gebruikelijk.
Om de Waardestrepen eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Waardestrepen.
Hiermee kunnen de eigenschappen van de waardestrepen worden ingesteld voor de partituur:
Het aanvinken van de Maak alle waardestrepen vlak optie zorgt ervoor dat alle waardestrepen horizontaal worden gemaakt en niet schuin lopen.
Om de Antimetrische figuren eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Antimetrische figuren.
Verticale afstand vanaf de noten:
Horizontale afstand vanaf de noten:
Haken:
Eigenschappen:
Om de Arpeggios eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Arpeggios.
Hiermee kun je de afstand tot de noot, de lijndikte en haaklengte instellen van de volgende arpeggio symbolen:
Om de Legatobogen, overbindingen eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Legatobogen, overbindingen.
Om de Crescendo/decrescendo-tekens eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Crescendo/decrescendo(diminuendo)-tekens.
Hier kun je de standaard eigenschappen van crescendo en decrescendo tekens instellen:
Om de Volta eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Volta.
Hier kun je de standaard eigenschappen van de volta's instellen:
Om de Ottava eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Ottava.
Hier kun je de standaard eigenschappen instellen van ottava's (octaaf lijnen):
Om de Pedaal eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Pedaal.
Hier kun je de standaard eigenschappen van de pedaal lijnen instellen:
Om de Triller eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Triller.
Hier kun je de standaard eigenschappen van de triller lijnen instellen:
Om de Vibrato eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Vibrato.
Hier kun je de standaard eigenschappen van de vibrato lijnen instellen:
Om de Bend/toonbuiging eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Bend/toonbuiging.
Hier kun je de standaard eigenschappen van een Bend/toonbuiging instellen. Inclusief de dikte van de lijn, pijl en lettertype eigenschappen.
Om de Tekstvervolglijn eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Tekstvervolglijn.
Hier kun je de standaard eigenschappen van de tekstvervolglijnen instellen:
Om de Articulaties, versieringen eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Articulaties, versieringen.
Hier kun je de standaard plaatsing en grootte (als percentage) van articulaties en versieringen instellen.
Om de Fermata eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Fermata.
Hiermee kun je de standaard plaatsing van de fermata instellen.
Om de Notenbalktekst eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Notenbalktekst.
Hiermee kun je de standaard eigenschappen van de notenbalktekst instellen.
Om de Tempotekst eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Tempotekst.
Hiermee kun je de standaard eigenschappen van de tempotekst instellen.
Om de Liedtekst eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Liedtekst.
Liedtekst
Liedtekst-streep
Liedtekst melisme/zangtoon
Zie ook melisme.
Om de Dynamische tekens eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Dynamische tekens.
Hiermee kun je de standaard eigenschappen van de dynamische tekens instellen.
Om de Repetitietekens eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Repetitietekens.
Hiermee kun je de standaard eigenschappen van de repetitietekens instellen.
Om de Basso continuo eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Basso continuo.
Hiermee kun je de standaard eigenschappen van de basso continuo instellen.
Om de Akkoordsymbolen eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Akkoordsymbolen.
In deze sectie kun je de standaard opmaak en positionering van akkoordsymbolen aanpassen:
Vorm:
Noot naamgeving:
Positionering:
Capo:
Om de Fretborddiagrammen eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Fretborddiagrammen.
In deze sectie kun je de standaard opmaak en positionering van Fretborddiagrammen aanpassen.
Om de Tekststijlen eigenschappen weer te geven doe je het volgende: selecteer Opmaak→Stijl…→Tekststijlen.
In dit venster kan de opmaak van alle tekststijlen worden ingesteld. Individuele tekststijlen kun ook worden ingesteld middels het instellingenoverzicht.
Wijzigingen die je in het Stijl venster maakt worden meteen toegepast op de partituur maar kunnen worden teruggedraaid door op de Annuleren knop te drukken, waarmee ook het venster wordt gesloten. Druk op Ok om de wijzigingen op te slaan in de partituur en je venster te sluiten.
Indien je eigenschappen aanpast in een instrument partij dan kun je de Pas toe op alle partijen knop gebruiken om de wijzigingen door te voeren in alle partijen van de partituur.
Zie pagina-instellingen.
Met deze functie kun je systeemomslagen toevoegen of verwijderen in de gehele partituur of een gedeelte daarvan:
Kies Opmaak→Voeg systeemomslagen toe / verwijder systeemomslagen. Het volgende venster wordt nu weergegeven:
Kies één van de volgende opties:
Dit kan worden gebruikt om de horizontale ruimte tussen de noten in geselecteerde maten te vergroten, verkleinen of te herstellen naar de standaardwaarde.
Om de uitrekking terug te zetten naar de standaardwaarde doe je:
Zie ook Maat-eigenschappen: Uitrekking van de opmaak. Hiermee kun je de uitrekking nauwkeuriger bepalen.
Hiermee worden alle tekststijlen teruggezet naar de standaard "fabrieksinstelling":
Hiermee worden de waardestrepen ingesteld zoals de standaard die is bepaald voor de maatsoort:
Zie ook waardestrepen.
De Herstel vormen en posities functie stelt de standaard positie, stok richting en vormen (legatobogen, overbindingen, etc.) in voor de geselecteerde elementen in de partituur. Je voert dit als volgt uit:
Het is eenvoudig om de volledige set van stijlen (alle algemene stijl instellingen, alle tekststijlen en pagina-instellingen) van de ene partituur over te nemen naar de andere met de Laad stijl / Sla stijl op functie.
Een aangepaste stijl laden:
Alle bestaande stijlen in de partituur worden nu automatisch bijgewerkt.
Een aangepaste stijl opslaan:
*.mss
bestanden.Opmerking: Je kunt ook een voorkeursstijl voor partituren en partijen instellen in de partituur sectie van MuseScore's voorkeuren.