In dit hoofdstuk worden de articulatiesymbolen besproken die beschikbaar zijn in het Articulaties palet (accenten, staccato, vibratomarkeringen, enz.).
Om tekstuele articulatieobjecten die beschikbaar zijn in het Tekst palet (legato, pizz. , arco, tremolo enz.) aan een partituur toe te voegen, zie Notenbalktekst, Systeemtekst en Expressietekst hoofdstuk. Gitaararticulatie wordt behandeld in de hoofdstukken onder Specifieke notatie: Gitaar. Articulatie van koper of houtblazers (Fall, Doit, Plop, Scoop) wordt behandeld in Arpeggio's en glissando's.
Een articulatie toevoegen met een sneltoets:
Bepaalde articulaties (accent, marcato, staccato en tenuto) kunnen worden toegevoegd via de werkbalk voor het invoeren van noten (boven het documentvenster).
Om een articulatie toe te voegen:
Je kunt ook een articulatiesymbool van het palet naar een nootkop slepen.
Bepaalde articulaties beïnvloeden het afspelen van noten, zoals staccato, staccatissimo, louré (tenuto + staccato) en accenten. Dit wordt automatisch gedaan door het programma.
Wanneer een articulatie geselecteerd is worden alle bewerkbare eigenschappen getoond in het Eigenschappen paneel.
Zie het hoofdstuk Sjablonen en stijlen
Hieronder zie je het resultaat van enkele opties in de partituur.
Uitlijnen met stok
Uitlijnen met nootkop
Centreer tussen stok en nootkop
Altijd bij elkaar houden
Geef voorkeur aan nabijheid van de nootkoop (gecombineerde articulaties kunnen gescheiden worden)
In muziek is de dynamiek van een stuk de variatie in luidheid tussen noten of frasen (wikipedia. In MuseScore moeten dynamieksymbolen worden gebruikt om de dynamiek aan te geven. Het zijn Tekstobjecten. MuseScore begrijpt ze om deze op de juiste manier af te spelen.
Alle dynamieksymbolen bevinden zich in het Dynamiek palet. Om een dynamieksymbool aan de partituur toe te voegen, gebruik je een van de volgende methoden:
Om een dynamieksymbool toe te voegen dat niet aanwezig is in het Dynamiek palet, bijvoorbeeld poco f, volg je deze stappen:
Er zijn nog geen snelkoppelingsopties voor het toevoegen van dynamieksymbolen aan een partituur.
Afhankelijk van de softwareversie kan het veranderen van de weergave van het dynamieksymbool in een partituur wel of niet het afspelen ervan veranderen. Raadpleeg het gedeelte "Afspelen wijzigen" hieronder.
Gewone tekens zijn tekens die worden ingevoerd via (typen op) een computertoetsenbord. Hun opmaakgedrag verschilt van dat van professionele tekens. Zie het MuseScore 3 handboek Fonts hoofdstuk.
Professionele dynamieksymbolen zijn geen gewone tekens, hun opmaakgedrag is anders. Het zijn geen cursieve gewone tekens. Ze worden alleen gemaakt met behulp van de onderstaande sneltoets, maar niet gekopieerd van andere programma's of internet, omdat het niet bepaalde Unicode-tekens zijn. Zie het MuseScore 3 handboek Fonts hoofdstuk.
Symbool | Windows & Linux Sneltoets | Mac Sneltoets |
---|---|---|
Piano p | Ctrl+Shift+P | Cmd+Shift+P |
Forte f | Ctrl+Shift+F | Cmd+Shift+F |
Mezzo m | Ctrl+Shift+M | Cmd+Shift+M |
Rinforzando r | Ctrl+Shift+R | Cmd+Shift+R |
Sforzando s | Ctrl+Shift+S | Cmd+Shift+S |
Niente n | Ctrl+Shift+N | Cmd+Shift+N |
Z z | Ctrl+Shift+Z | Cmd+Shift+Z |
Een Expressietekst object kan naast een dynamieksymbool worden toegevoegd om de dynamiek aan te geven. Om rechts van een dynamisch symbool toe te voegen:
Wanneer een Expressietekst object wordt toegevoegd aan een noot die al aan een dynamieksymbool is gekoppeld (of omgekeerd), worden de twee items automatisch uitgelijnd. Door een van beide te slepen en te verplaatsen, worden beide verplaatst. Als je de Positie eigenschap van een van beide wijzigt, worden beide gewijzigd. Dit gedrag wordt "Uitlijnen op" genoemd en kan worden gewijzigd met de eigenschap Eigenschappen paneel: Uitlijnen op dynamiek van het expressietekst object. Zie ook het hoofdstuk voor het expressietekst object. Bron Engraving improvements in MuseScore 4.1.
Dit is uitgelegd in de sectie Dynamieksymbool eigenschappen en "Dynamiek stijl" hieronder.
De afspeelfunctie van dynamieksymbolen wordt nog steeds ontwikkeld/verbeterd en kan sterk verschillen tussen softwareversies. De hier verstrekte informatie is geldig voor MuseScore 4.2 bèta (november 2023). Op het moment van lezen kan het verouderd zijn. Help dit hoofdstuk bij te werken.
Om het verschil met MuseScore 3 samen te vatten:
Hieronder volgen details van de wijzigingen. Het is ook geschikt om te lezen voor gebruikers die niet bekend zijn met MuseScore 3:
Hetzelfde als MuseScore 3, wanneer een Standaard dynamieksymbool, zoals p en ff enz. wordt toegevoegd aan de partituur, heeft dit invloed op het afspelen vanaf de bovenliggende noot tot aan het volgende dynamieksymbool. Laatste maatstrepen of rusten zetten de luidheid niet terug naar de standaardwaarde. Dynamieksymbolen van één noot, zoals sfz, hebben alleen invloed op het afspelen van de specifieke noot waaraan ze zijn gekoppeld.
Het afspelen is afhankelijk van de Geluid-instelling van elk betrokken instrument, geselecteerd in Mixer. Zie MuseScore 3-functies niet geïmplementeerd in MuseScore 4: Velocity controls.
Het afspelen is vooraf geconfigureerd en verandert niet met de tekstinhoud. Hierdoor kan een f-symbool worden gewijzigd in poco f, door gewone tekens toe te voegen, terwijl het afspeeleffect hetzelfde blijft als het originele f-symbool. Dit geldt echter ook als er nieuwe en correcte professionele tekens worden gebruikt. Een ppp-symbool dat is gemaakt door de inhoud binnen een f-symbool (toegevoegd uit palet) te vervangen door drie p-tekens, ziet er bijvoorbeeld precies hetzelfde uit als de ppp in het palet, maar het creëert f afspelen.
Afspeelinstellingen van het dynamieksymbool, het Eigenschappen paneel: Afspelen tabblad, aanwezig in MuseScore 4.0, zijn verwijderd. Zie https://github.com/musescore/MuseScore/issues/13858.
De geluidssterkte eigenschap van het dynamieksymbool die bestond in MuseScore 3 is verwijderd. De Geluidssterkte eigenschap is alleen beschikbaar voor individuele noten, zie Eigenschappen paneel, het effect op het afspelen hangt ook af van de instelling Geluid, zie Mixer hoofdstuk.
Eigenschappen van geselecteerde dynamieksymbool(en) kunnen worden bewerkt in het Eigenschappen paneel. Onder Eigenschappen: Dynamische tekens:
Dynamieksymbool objecten zijn Tekstobjecten, tekenopmaak met behulp van Eigenschappen: Tekst wordt behandeld in het hoofdstuk Tekst opmaken. De eigenschap Lettertype is van invloed op gewone tekens, maar niet op de professionele symbolen. Professionele symbolen gebruiken het "Lettertype muzieksymbolen", zie de sectie "Dynamiek stijl". Dynamieksymbool objecten verschillen van andere tekstobjecten doordat ze niet de overheersende eigenschap Tekststijl (onder Toon meer) hebben die door gewone tekens erin wordt gebruikt. Ze gebruiken altijd het profiel "Stijl voor tekst binnen expressie".
Om de partituur-brede instellingen te bewerken, zie de sectie "Dynamiek stijl".
Zie het hoofdstuk Sjablonen en stijlen
Crescendo/decrescendo-tekens zijn symbolen die worden gebruikt om geleidelijke volumeveranderingen in de partituur aan te geven. Er zijn twee soorten: crescendo (luider worden) en decrescendo/diminuendo (stiller worden).
Er zijn ook crescendo- en decrescendo/diminuendo-lijnen die hetzelfde doen:
Deze zijn te vinden in het Lijnen of Dynamiek palet.
Gebruik een van de volgende opties om een crescendo/decrescendo-teken vanuit een palet in te voeren:
Een crescendo/decrescendo-teken invoeren met een sneltoets:
Om het bereik van een teken uit te breiden of te verkleinen, zie wijzig het bereik van een lijn.
Om de hoogte te wijzigen selecteer je de hoogte aanpassingshandgreep (gearceerd in de afbeelding hieronder) …
… en gebruik je vervolgens de pijlen op het toetsenbord of sleep de hendel naar de gewenste positie (zie Basisfuncties: Elementen aanpassen).
Als alternatief kun je de "Hoogte" aanpassen in Cresc./decresc.-teken: Stijl gedeelte van het Eigenschappen paneel.
Om de teken diagonaal te laten hellen, vink je het vakje "Sta diagonaal toe" aan in Cresc./decresc.-teken: Stijl in het Eigenschappen paneel. Verplaats vervolgens de start-/eindhandgrepen om de gewenste helling te krijgen.
Zie crescendo/decrescendo-teken eigenschappen.
[Moet nog worden toegevoegd]
Je kunt eigenschappen die specifiek zijn voor crescendo/decrescendo-tekens bewerken in het Cresc./decresc.-teken gedeelte van het Eigenschappen paneel.
Cirkel op de punt: Plaatst een kleine cirkel op de punt van het teken.
Sta diagonaal toe: Maakt het mogelijk de haarspeld onder een hoek te plaatsen; zie het uiterlijk van crescendo/decrescendo-tekens aanpassen (hierboven).
Lijnstijl: Kies ononderbroken, onderbroken of stippellijnen.
Dikte / Hoogte:
Hoogte (nieuw systeem): Specificeer de hoogte van volgende teken als de eerste een systeem overspant.
Positie: Boven of Onder.
Met deze eigenschappen hier kun je de begin-, eind- en vervolgteksten en hun verticale correctie specificeren.
Waarden van de "Stijl voor dynamiek en Crescendo/decrescendo-teken" kunnen worden bewerkt in Opmaak→Stijl→Dynamiek en Cresc./decresc.(diminuendo)-tekens.
Waarden van de "Stijl voor tekst binnen Cresc./decresc.(diminuendo)-tekens" kunnen worden bewerkt in Opmaak→Stijl→Tekststijlen→Cresc./decresc.-teken
In Musescore 4.1.1 heeft de optie "Stijl voor dynamiek en Crescendo/decrescendo-teken": "Gebruik afwijkend lettertype" geen invloed op cresc./decresc.-teken-tekst, gebruik "Stijl voor tekst binnen Cresc./decresc.-teken": "lettertype".
Een legato-frasering is een gebogen lijn tussen noten van verschillende toonhoogtes, de exacte interpretatie is afhankelijk van het instrument.
Legatobogen moeten niet worden verward met overbindingen die noten met dezelfde toonhoogte verbinden en de duur van de eerste noot verlengen met de lengte van de verbonden noten.
Nadat je een noot hebt geselecteerd, kun je op een van de volgende manieren een boog maken:
De exacte toepassingsmethode hangt ervan af of je in noteninvoer of normale modus bent. De sneltoetsmethode wordt als voorbeeld gebruikt.
Met methode 2 (hierboven) je kun een legatoboog maken tussen noten in dezelfde of verschillende stemmen. Legatobogen over verschillende notenbalken kunnen op precies dezelfde manier worden gemaakt. bijv.
Je kunt ook de begin-/eindhandgrepen van een bestaande boog aanpassen om het begin of einde naar een noot van een andere stem te verplaatsen:
Zie elementen aanpassen om de vorm van een boog of het bereik aan te passen.
De volgende eigenschappen die specifiek zijn voor legatobogen kunnen worden aangepast in het Eigenschappen paneel.
Stijl: Ononderbroken, onderbroken of stippellijn.
Positie: Boven of onder.
Een aantal standaardeigenschappen voor alle bogen in de partituur kunnen worden aangepast in Opmaak→Stijl→Legatobogen, overbindingen:
Symbolen voor ademhalingen en pauzes zijn te vinden in het Ademhalingen & pauzes palet.
Deze symbolen hebben ook een instelbaar afspeeleffect.
Een fermate of pauze verschijnt boven/onder een noot en verlengt de geschreven duur, wat een pauze in de muziek aangeeft.
Het kan ook boven een rust of een maatstreep worden geschreven, waarmee het einde van een stuk of een muzieksectie wordt aangegeven.
Een ademhalingsteken wordt net boven de notenbalk geplaatst en vertelt een blazer of zanger om hier adem te halen of andere instrumenten om even te pauzeren. Het kan voorkomen tussen twee noten of aan het einde van een maat.
Een cesuur geeft ook een pauze aan, iets langer dan een ademhalingsteken maar minder dan een fermate. Het kan voorkomen tussen twee noten of aan het einde van een maat
Om een fermate toe te voegen:
Je kunt ook een fermate symbool naar een noot slepen.
Om een ademhalingsteken of cesuur toe te voegen:
Je kunt ook een ademhalingsteken/cesuur symbool naar een noot slepen.
MuseScore plaatst automatisch de ademhalingsteken/cesuur in de juiste positie, net boven de notenbalk en achter de geselecteerde noot.
Pauze symbolen hebben een afspeeleffect in de partituur. Om de pauzeduur aan te passen, klik je op Afspelen in het Eigenschappen paneel en pas je "Tijdsuitrekking of pauzetijd" aan.
De positie van geselecteerde pauzes kan worden gewijzigd door te klikken op Uiterlijk in het Eigenschappen paneel en de correctie aan te passen. Je kunt ook een symbool slepen of bewerkingsmodus invoeren en de toetsenbordpijlen gebruiken om het te verplaatsen.
Daarnaast kun je een fermate boven of onder de notenbalk plaatsen door de gewenste optie te selecteren in "Plaatsing op notenbalk" in de Fermate sectie van het Eigenschappen paneel.
Je kunt standaard de plaatsing specificeren voor alle fermata in Opmaak→Stijl→Fermata.
Versieringen zijn te vinden in het Versieringen palet.
Deze omvatten dubbelslagen, trillers, mordents enzovoort.
Om een gewone versiering aan de partituur toe te voegen:
Alleen voor een triller is het mogelijk om in plaats daarvan een aangepaste sneltoets te gebruiken bij stap 2.
De procedure voor het aanbrengen van versieringslijnen is net als bij elke andere lijn, d.w.z.
Als je vervolgens de lengte van de versiering moet aanpassen, zie het bereik van een lijn wijzigen.
Een voorteken toepassen op een bestaande versiering, zoals een triller:
Merk op dat op deze manier toegevoegde voortekens geen invloed hebben op het afspelen.
De volgende eigenschappen van geselecteerde versieringen kunnen worden bewerkt in het Versiering gedeelte van het Eigenschappen paneel:
Uitvoering: Keuze uit Standaard of Barok afspeelstijl.
Plaatsing: Kies uit Boven notenbalk, onder notenbalk, akkoord automatisch, boven akkoord, onder akkoord.
Bepaalde standaardeigenschappen voor versieringen kunnen worden bewerkt in Opmaak→Stijl→Articulaties, versieringen.
Arpeggio's, strum pijlen, glissando's (slide), portamento (glide), toonbuiging van koper- of houtblaasinstrumenten en Gitaartechnieken: Slide in en slide out kan worden toegepast vanuit het Arpeggio's & glissando's palet:
Velen hebben een aanpasbaar afspeeleffect (zie hieronder).
Om een arpeggio/strum aan een partituur toe te voegen:
Als alternatief kun je een arpeggio/strum symbool van een palet naar een nootkop slepen.
Klik op een arpeggio en twee aanpassingsgrepen verschijnen aan de bovenkant en onderkant van het symbool. Je kunt ze omhoog of omlaag slepen of door een aanpassingsgreep te selecteren en de pijlen omhoog/omlaag te gebruiken.
Arpeggio's omvatten standaard alleen de stem waarin ze in eerste instantie worden ingevoerd, maar kunnen vervolgens worden aangepast om meerdere stemmen in hetzelfde instrument te bestrijken, zelfs over meerdere notenbalken.
Een arpeggio aanpassen zodat deze meerdere stemmen omvat:
1. Selecteer de bovenste of onderste handgreep van de arpeggio
2. Druk op Shift+↑ of Shift+↓ om de handgreep omhoog of omlaag te verplaatsen naar de volgende aangrenzende stem
De handgreep springt naar de volgende stem boven of onder die op dat moment noten bevat. Dit geldt ook voor stemmen op notenbalken boven of onder, in het geval van instrumenten met meerdere notenbalken.
Het arpeggio wordt beschouwd als 'behorend' tot de bovenste stem die het omvat en wordt dienovereenkomstig gekleurd.
(Vóór MuseScore 4.2 kon alleen de onderste handgreep worden gebruikt om een arpeggio uit te breiden naar een stem met hetzelfde nummer in de notenbalk(en) hieronder. Alle andere aanpassingen moesten handmatig worden gemaakt.)
Om de snelheid van een geselecteerde arpeggio te wijzigen, druk je op Afspelen in het Eigenschappen paneel en pas de "spreidingsvertraging" aan.
Als je het afspelen wilt uitschakelen, haal dan het vinkje weg bij "Speel af" in het algemeen gedeelte van het eigenschappen paneel.
Standaardeigenschappen voor alle arpeggio's in de partituur kunnen worden aangepast in het stijlmenu via Opmaak→Stijl→Arpeggio's:
Om een slide of "portamento" tussen twee noten toe te voegen, voeg je een glissando-symbool toe en wijzig je het uiterlijk ervan en de afspeelinstelling.
Om een slide of portamento toe te voegen voor of na een noot vóór een noot (een snaarinstrument of gitaartechniek), voeg je een van de vier koper- of houtblaasinstrument toonbuiginen toe of een Gitaartechnieken: Slide in en slide out, zie ook Gitaartechnieken. Alternatieve golvende symbolen zijn te vinden in de categorie Symbolen in het Hoofdpalet; deze hebben geen invloed op het afspelen.
Opmerking: gitaar slides worden behandeld in Gitaartechnieken.
Als alternatief kun je een glissando symbool uit het palet naar een nootkop slepen.
Glissando's kunnen, indien nodig, over verschillende notenbalken worden geplaatst:
Indien nodig kun je de start- of eindpositie van een glissando als volgt wijzigen:
Deze methode kan ook worden gebruikt om de aanpassingsgreep tussen stemmen en over verschillende notenbalken te verplaatsen.
Het lijntype van een geselecteerde glissando - recht of golvend - en de tekst die ermee gepaard gaat, kan worden gewijzigd in het Glissando gedeelte van het Eigenschappen paneel. Je kunt ook de tekst uitschakelen door het vakje "Laat tekst zien" uit te schakelen.
Om het afspeeleffect te wijzigen, klikt u op Afspelen en selecteer een optie uit de keuzelijst: chromatisch, witte toetsen, zwarte toetsen, diatonisch, portamento.
Je kunt er ook voor kiezen om het afspeeleffect uit te schakelen door het vinkje bij "Speel af" weg te halen in het algemeen gedeelte van het eigenschappen paneel.
De volgende eigenschappen zijn beschikbaar in het Glissando gedeelte van het Eigenschappen paneel.
Glissando lijn: Kies uit "recht" of "golvend".
Laat tekst zien: Vink dit vakje aan/uit om het weergeven van de tekst bij de glissando te laten zien of niet.
Tekst: Geef de tekst op die moet worden weergegeven bij de glissando.
De standaardstijl van alle glissando tekst wordt bepaald door de instellingen van "Glissando" in Opmaak→Stijl→Tekststijlen.
Opmerking: voor gitaarbends, zie gitaartechnieken.
Het arpeggio's & glissando's palet bevatten ook toonbuiging symbolen voor koper-/houtinstrumenten:
Deze hebben een afspeeleffect op de partituur.
Fall:
Doit:
Plop:
Scoop:
Als je niet zeker weet wat wat is, hou dan de muiscursor boven het symbool in het palet om de naam van het symbool weer te geven in een tooltip.
Als alternatief kun je ook een symbool vanuit het palet naar de nootkop slepen.
Om de vorm van de toonbuiging te wijzigen klik je erop en dan worden vier aanpassingsgrepen zichtbaar. Sleep de grepen of klik erop en gebruik de toetsenbordpijlen totdat je de gewenste vorm krijgt.
Siernoten kunnen in de partituur worden toegepast vanuit het Siernoten palet.
Voor doedelzakspelers is er een uitgebreide reeks siernoten in het Doedelzakverfraaiingen palet.
Siernoten zijn kleine (cue-size) noten die een vorige of volgende noot sieren. Ze ontlenen hun waarde aan deze bovenliggende noot, maar tellen zelf niet mee voor de maatduur.
Er zijn verschillende soorten:
Acciaccatura: Meestal geschreven met een schuine streep door de nootvlag of door de waardestreep, als die er is.
Appoggiatura: Een beklemtoonde noot die de helft van de waarde van de bovenliggende noot overneemt.
Siernoot na (triller einden):
Opmerking: voor standaard notenbalken en tablatuur werken de volgende instructies voor het toevoegen van siernoten zowel in de noteninvoer- als in de normale modus.
Je kunt ook een siernoot uit het palet slepen en naar een noot in de partituur.
Je kunt een reeks siernoten toevoegen door zo vaak als nodig op de relevante sneltoets of het palet pictogram te drukken (of door de slepen vanuit het palet te herhalen).
Om een akkoord van siernoten toe te passen:
Om de visuele duur te bewerken klik je op de siernoot in de normale modus en selecteer je een duur in de werkbalk voor het invoeren van noten of met behulp van een sneltoets (zie duur selecteren).
Standaard notenbalken. Gebruik een van de methoden die worden beschreven in Noten en rusten bewerken om de toonhoogte van siernoten te wijzigen.
Tablatuur. Gebruik een van de methoden die worden beschreven in De toonhoogte wijzigen in normale modus (tabulatuur) om de toonhoogte van siernoten te wijzigen.
[Nog toe te voegen]
Je kunt de standaardgrootte voor alle siernoten aanpassen in Opmaak→Stijl→Groottes.
Een Tremolo is de snelle herhaling van één noot of akkoord of een snelle afwisseling tussen twee noten of akkoorden. De plaatsing van tremolo's wordt automatisch door het programma afgehandeld.
Voor noten met een stok wordt de ritmische waarde van de tremolo aangegeven door het aantal diagonale strepen door de stok. Eén streep geeft aan dat de originele noot is verdeeld in achtste noten. bijv.
Twee strepen verdelen de noot in zestiende noten en drie strepen in tweeëndertigste noten. Bij hele noten wordt het tremolo symbool boven de noot geplaatst.
Bij traditionele tremolo's met twee noten of twee akkoorden worden strepen tussen de noten getekend om de ritmische waarde van de tremolo aan te geven (zie hieronder om de stijl te veranderen). Eén streep geeft achtste noten aan, twee strepen zestiende noten en drie strepen tweeëndertigste noten. bijv.
Een buzz roffel symbool is ook beschikbaar in het Tremolo's palet. Het is echter alleen voor notatie en heeft momenteel geen afspeeleigenschappen.
Er verschijnen tremolo strepen tussen de noten/akkoorden en het uiterlijk van de nootkoppen wordt dienovereenkomstig aangepast.
Voorbeeld: Om een tremolo tussen twee noten in te voeren met de duur van een halve noot, voor je twee normale kwartnoten in. Na het toevoegen van het tremolo symbool aan de eerste noot, worden de nootwaarden automatisch verdubbeld tot halve noten.
Drie stijlen van tremolo's tussen noten/akkoorden worden ondersteund in MuseScore. De standaard is traditioneel. De stijl wijzigen:
Een MuseScore Lijn is een type object dat in staat is om te hechten (verankeren) aan een horizontaal continu bereik van meer dan twee noten of rusten of verticale verzameling noten (akkoord). Een MuseScore lijn-object bevat een stuk lijn of boog en optioneel een tekst. Deze objecten kunnen de partituur functioneel beïnvloeden en vergelijkbare configureerbare ljn eigenschappen, tekst eigenschappen en stijlen delen.
MuseScore lijn-objecten bevatten deze subtypen, volg de link op de tekst om hun speciale hoofdstukken te lezen of "ga naar sectie" over dit hoofdstuk:
Deze markeringen bevatten de lengte van een lijn of boog, maar behoren niet tot MuseScore lijn-objecten omdat ze zich niet kunnen hechten (verankeren) aan een doorlopend bereik:
Opmerking: De volgende beschrijving van acties en algemeen gedrag is van toepassing op lijn-objecten die hier worden besproken (deze hebben geen speciaal hoofdstuk). Voor lijn-objecten met speciale hoofdstukken raadpleeg je die hoofdstukken voor meer nauwkeurige informatie.
De meest gebruikelijke manier om een nieuwe MuseScore-lijn toe te voegen is door:
Een lijn toepassen op een geselecteerd bereik:
Of
Om een lijn toe te passen op een enkele noot:
Om het bereik van een lijn aan te passen, zie het bereik van een lijn wijzigen.
Gewone lijnen worden toegepast vanuit het Lijnen palet. Ze kunnen voor alles worden gebruikt wat je maar wilt, zoals gitaarvingerzetting/snaarnummerlijnen maken. Ze kunnen worden aangepast om diagonaal of verticaal te zijn.
Een notenbalktekstlijn, zoals notenbalktekst, wordt op één notenbalk in een systeem aangebracht en is slechts indicatief voor die notenbalk. Het verschijnt alleen in de partij met die notenbalk.
Een systeemtekstlijn, zoals systeemtekst, wordt op één notenbalk aangebracht, maar is indicatief voor alle notenbalken in het systeem. Het komt voor in alle instrumentpartijen.
Tempomarkeringen zoals rit --- zijn nieuw in Musescore 4, ze beïnvloeden het afspeeltempo.
Niet te verwarren met (korte) trillers Versieringen.
Trillerlijnen zijn verbeterd in MuseScore 4, ze hebben veel nieuwe weergave instellingen, zoals het tonen van een kleine noot tussen haakjes en voortekens om de toonhoogte van de trillernoot te noteren. Deze instellingen worden uitgelegd in Versieringen.
Het afspelen met SoundFonts instrumenten is nog steeds zoals in eerdere MuseScore-versies. Als het instrument Muse Sounds gebruikt en het geluidssample bestaat, dan zal een trillerlijn de prachtig opgenomen trilleraudio gebruiken voor het afspelen, bijvoorbeeld in het geval van een kwint trillerlijn.
Met het eigenschappen paneel kun je algemene, uiterlijk en afspelen instellingen aanpassen.
De naam van het onderstaande gedeelte varieert afhankelijk van het type lijn, maar het heeft twee tabbladen gemarkeerd met Stijl en Tekst:
Door op het tabblad Stijl te klikken kun je de eigenschappen van de lijn zelf instellen:
Lijntype: Keuze uit recht, haak, haak onder een hoek of dubbele haak.
Dikte / haak hoogte:
Stijl: Keuze uit ononderbroken, onderbroken of stippellijn.
Streepje / ruimte: Pas het uiterlijk aan als "onderbroken" is geselecteerd.
Door op het tabblad Tekst te klikken kun je tekst die aan de lijn is gekoppeld, toepassen en positioneren:
Begin tekst: Voer de tekst in, indien aanwezig, die aan het begin van de regel moet verschijnen.
Correctie: Hiermee kun je de tekst verplaatsen ten opzichte van de regel (in sp).
Vervolgtekst: Als de lijn een systeem overspant, is dit de tekst die voor de lijn in het volgende systeem zal verschijnen.
Correctie: Zoals hierboven.
Waarden van de "Stijl voor tekstlijn" kunnen worden bewerkt in Opmaak→Stijl→Tekstlijnen.
Waarden van de "Stijl voor systeemtekstlijn" kunnen worden bewerkt in Opmaak→Stijl→Systeemtekstlijnen.
Waarden van de "Stijl voor tekst binnen tekstlijn" kunnen worden bewerkt in Opmaak→Stijl→Tekststijlen→Tekstlijn
Het Symbolen palet is een categorie binnen het Hoofdpalet en bevat alle symbolen en tekst van alle ingebouwde muzieklettertypen.
In tegenstelling tot andere categorieën in het Hoofdpalet, zijn items in het Symbolen palet niet-functioneel: ze zijn alleen bedoeld voor weergavedoeleinden en hebben geen ander effect op de partituur .
De meeste symbolen en tekst items die je nodig hebt voor het schrijven van muziek zul je vinden in het Palet paneel; het gebruik van het Symbolen palet moet gebruikt worden voor specialistische items die niet beschikbaar zijn in de kleine paletten of bij die gelegenheden waarbij je echt een niet-functioneel element nodig hebt.
Om het Symbolen palet te bekijken, selecteer je Beeld→Hoofdpalet of gebruik je de sneltoets Shift+F9. Klik vervolgens op "Symbolen" in de lijst aan de linkerzijde.
Dit onthult alle symbolen. Je kunt ook op een subcategorie klikken om je te concentreren op een specifieke set symbolen.
Je kunt naar een symbool zoeken door een term in te voeren in het vak Zoeken bovenaan het Symbolen gedeelte. Kies het gewenste muzikale lettertype in de keuzelijst rechtsonder.
Symbolen die zijn toegevoegd vanuit het Symbolen palet schalen mee in overeenstemming met de partituur (zie Notenbalkgrootte), maar hun lettergrootte staat vast.
Als je een symbool nodig hebt met een aanpasbare lettergrootte, kun je overwegen om het toe te voegen vanuit het speciale karakters palet als notenbalktekst.
Gebruik een van de volgende methoden:
Na het toevoegen van een symbool kun je, indien nodig, een extra symbool toevoegen aan het bestaande. Gebruik een van de volgende opties:
Om een symbool te verplaatsen kun je het symbool slepen of de correctie bewerken in het Uiterlijk gedeelte van het Eigenschappen paneel. Je kunt het symbool ook verplaatsen met de pijlen op het toetsenbord—nadat je het hebt geselecteerd en de bewerkingsmodus hebt ingesteld door op Alt+Shift+E te drukken of F2.
Als twee symbolen zijn samengevoegd (zie voeg een symbool toe aan andere symbolen, hierboven), verplaatst het verplaatsen van het eerst toegevoegde symbool beide. Je kunt het tweede symbool echter nog steeds verplaatsen ten opzichte van het eerste.