In het hoofdstuk "Basisfuncties" leerde je noten in te voeren en te werken met de paletten.
Het hoofdstuk "Notaties" beschrijft de verschillende types van notatie in detail, inclusief meer gevorderde toepassingen.
Zie ook "Geavanceerde onderwerpen"
Maatsoorten zijn beschikbaar in het palet maatsoorten. Je kunt ze hiervandaan slepen en op de partituur zetten (zie Paletten voor meer informatie over hoe te werken met paletten in MuseScore).
Om een maatsoort toe te voegen gebruik je één van de volgende methodes:
De maatsoort zal hierbij een het begin van de maat worden geplaatst.
Om een maatsoort te vervangen gebruik je één van de volgende methodes:
Om een maatsoort te verwijderen in de partituur selecteer je deze en druk je op Del.
Als er een maatsoort nodig is die niet in het werkruimte palet voorkomt, dan kan deze worden aangemaakt in de Maatsoort sectie van het Hoofdpalet: Druk op (Shift+T) om deze te openen.
Om een nieuwe maatsoort te maken selecteer je een bestaande in het hoofdpalet en verander je de verschillende parameters (teller, noemer, waardestrepen) in het Maak maatsoort aan paneel. Om de nieuw aangemaakt maatsoort aan de lijst toe te voegen druk je op de Voeg toe knop. Zodra deze is toegevoegd kun je het slepen naar de gewenste locatie in de partituur. Om een maatsoort te verwijderen uit het hoofdpalet, klik je er met rechts op en kies je ""Wis".
U kunt een maatsoort vanuit het hoofdpalet toevoegen aan een eigen werkruimte door het naar het Palet in de werkruimte te slepen.
Om een aanpassing te maken aan hoe de waardestrepen de noten verbinden in een deel of de gehele partituur klik je met rechts op de relevante maatsoort (in de partituur) en kies "Maatsoort-eigenschappen":
Hier kun je onafhankelijk de waardestreep patronen voor 1/8, 1/16 en 1/32 noten in het "Nootgroepen" paneel aanpassen.
Om een waardestreep te onderbreken, klik je op de noot die na de onderbreking komt. Om de waardestreep te herstellen klik je op dezelfde plaats. Opmerking: deze methode werkt alleen indien alle secundaire (of sub) waardestrepen aanwezig zijn op de gewenste locatie - indien dit niet het geval is gebruik dan de iconen (zie hieronder). De Herstel knop maakt alle wijzigingen ongedaan die in de sessie zijn gedaan.
Je kunt ook wijzigingen maken in het waardestreep patroon door een van de iconen (linksonder in het venster) naar een noot te slepen in het "Nootgroepen" paneel:
In de meeste gevallen hoeft alleen het eerste van het bovenste nummer te worden aangepast. De overige bovenste nummers zijn voor samengestelde maatsoorten, deze bevatten verschillende nummers bovenaan gescheiden door een plus teken.
Er zijn situatie waarbij de werkelijke duur van een maat anders is dan die gespecificeerd door de maatsoort. Opmaten en Cadenza zijn daar een goed voorbeeld van. Om de werkelijk duur van een maat te wijzigen zonder de maatsoort te veranderen, zie Maatbewerkingen: Eigenschappen, Maatduur.
De maatsoort kan verschillend zijn voor verschillende notenbalken. Hier een voorbeeld uit Bach's 26. Goldberg Variation:
MuseScore gebruikt het concept van een algemene (globale) maatsoort en een werkelijk (lokale) maatsoort. Sleep een object uit het palet en plaats het op een notenbalk om de algemene maatsoort te wijzigen. De algemene maatsoort wordt gebruikt om te tellen (zoals te zien is in de status lijn) en is de referentie voor tempo markeringen. De algemene maatsoort is gelijk voor alle notenbalken en is normaal gesproken gelijk aan de werkelijke maatsoort.
De werkelijke maatsoort kan worden ingesteld in het maatsoort-eigenschappen dialoog en kan afwijken van de algemene maatsoort in iedere notenbalk (linkerhand 18/16 in het voorbeeld).
De tekst voor de maatsoort kan onafhankelijk van de werkelijke waarde worden ingesteld.
Een lokale maatsoort kan worden ingesteld door de maatsoort te plaatsen terwijl de Ctrl toets ingedrukt wordt gehouden. De lokale maatsoort is slechts voor één notenbalk geldig. De algemene maatsoort wordt overgenomen in alle notenbalken.
Meermaatsrusten worden onderbroken wanneer een wijziging in de maatsoort plaatsvindt.
Een sectie-einde voorkomt dat een extra maatsoort symbool wordt getoond aan het einde van de maat.
Maatstrepen kunnen worden toegevoegd door een maatstreep-symbool uit het palet "Maatstrepen" te slepen naar een (reeds aanwezige) maatstreep op de notenbalk.
Om een maatstreep volledig te verbergen: selecteer deze en druk V of verwijder het vinkje Zichtbaar in het venster “Instellingenoverzicht” (F8 (Mac: fn+F8)).
Om de maatstrepen te verlengen over meerdere notenbalken: dubbelklik op een maatstreep (zie Bewerkingsmodus).
Sleep vervolgens de handgreep naar de volgende notenbalk.
De partituur wordt in zijn geheel bijgewerkt nadat je de Bewerkingsmodus hebt verlaten (klik ergens op de achtergrond).
Muzieksleutels kunnen worden toegevoegd of gewijzigd door een muzieksleutel-symbool uit het palet Muzieksleutels te slepen naar een maat of bovenop een andere sleutel.
Gebruik F9 (Mac: ⌥+⌘+K) om het venster paletten te tonen of te verbergen.
Opmerking: Sommige muzieksleutels zijn alleen beschikbaar vanuit het hoofdpalet.
Sleep een muzieksleutel uit het palet naar een leeg gedeelte van een maat. Dit creëert een muzieksleutel aan het begin van de maat.
Sleep een muzieksleutel bovenop een bepaalde noot om een muzieksleutel te creëren ergens in het midden van een maat. Als dat niet de eerste sleutel van de notenbalk is wordt deze kleiner weergegeven.
Als voorbeeld een piano-partituur:
De bovenste notenbalk begint met een sol-sleutel maar schakelt onmiddellijk over naar een fa-sleutel. Na één noot en één rust herneemt de sol-sleutel.
Opmerkingen:
Selecteer een sleutel en druk op Del.
Opmerkingen:
Toonsoorten zijn beschikbaar in het Toonsoorten palet in de Basis en Geavanceerde werkruimte. Je kunt een eigen toonsoort maken met het Toonsoorten hoofdpalet (druk op Shift+K om deze op te roepen), hierin kun je gebruik maken van een breed scala aan niet-standaard symbolen.
Een nieuwe toonsoort toevoegen aan alle notenbalken
Een nieuwe toonsoort toevoegen aan één notenbalk
Indien je de toonsoort alleen voor één notenbalk wilt aanpassen en de andere niet wilt veranderen:
Vervang de toonsoort voor alle notenbalken
Vervang de toonsoort voor één notenbalk
Indien je de toonsoort alleen in één notenbalk wilt vervangen en de andere niet wilt veranderen:
Standaard laat MuseScore alleen herstellingstekens zien bij het wijzigen naar een toonsoort zonder voortekens (C Maj/A min). In alle andere gevallen laat het alleen de nieuwe toonsoort zien:
In de weergave “Instellingenoverzicht” (F8) kun je de optie "Laat herinneringstoonsoort zien" vinden waarmee je bepaalt of de herinneringsvoortekens getoond worden of niet.
Deze optie geldt alleen voor het geselecteerde voorteken.
Wilt u de herinneringsvoortekens voor hele partituur tonen (of juist niet) ga dan naar:
Stijl → Algemeen... → Pagina
Pas de optie "Maak toonsoort herinneringen aan" aan
Je kunt kiezen of je de herstellingstekens wilt tonen bij het wijziging van de voortekens.
Kies: Stijl → Algemeen ... → Voortekens en je ziet volgende opties:
Je kunt kiezen tussen OKen Toepassen.
Indien van toepassing kun je ook kiezen voor Pas toe op alle partijen.
De optie 'Vóór de toonsoort bij wijziging naar minder kruisen of mollen' heeft het volgende resultaat:
De derde optie 'Ná de toonsoort bij wijziging naar minder kruisen of mollen. Ervóór bij wisseling tussen kruisen en mollen' heeft het volgende resultaat:
Meermaatsrusten worden onderbroken bij het wijzigen van de toonaard.
Zie Meermaatsrusten
Een herinneringsvoorteken wordt niet geplaatst voor een Sectie-einde.
Zie: Afbrekingen en afstandhouders: Sectie-einde
Druk Shift+K of Shift+F9 of kies: Weergave → Hoofdpalet... → Toonsoorten om het Hoofdpalet te tonen.
Je kunt gebruik maken van al deze voortekens (bijvoorbeeld Mol met pijl omhoog)
Je kunt zelfs halve kruisen en halve mollen gebruiken.
De zelf ontworpen toonsoort verschijnt niet in de standaard paletten. Deze moet je dus slepen vanuit het Hoofdpalet.
Opmerking: de geluidsweergave van een aangepaste toonsoort wordt niet ondersteund.
Ademhalingen kunnen worden toegevoegd door een ademhaling-symbool uit het palet "Ademhalingen" te slepen naar een noot. Het teken wordt achter de noot geplaatst.
Ademhalingen in de partituur:
Cesuren werken op dezelfde manier.
Antimetrische figuren worden gebruikt om een afwijkend ritme van de gangbare onderverdeling in de huidige maatsoort te maken. Als voorbeeld, een achtste triool in een 4-4 maatsoort verdeelt de kwartnoot in drie tellen in plaats van twee.
Om een triool te maken begin je met het selecteren van een noot in de partituur die de gehele waarde van de triool heeft. Als voorbeeld, een triool van achtste noten heeft de "gehele duur" van één kwartnoot.
Vanuit het hoofd menu, kies Noten → Antimetrische figuren → Triool. Dit maakt een triool door de gehele noot te verdelen in drie gelijke delen.
Deze kunnen nu verder worden aangepast.
Het invoeren van een antimetrisch figuur in noteninvoermodus gaat iets anders dan de methode zoals hierboven is uitgelegd. Je selecteert eerst de lengte en voert daarna de toonhoogte in. Hieronder staat de stap-voor-stap instructie om een triool van achtste noten te maken.
Om de weergave eigenschappen van een antimetrisch figuur aan te passen selecteer je het nummer van het antimetrische figuur of de haak en gebruik je het Instellingenoverzicht (F8).
Als zowel het nummer als de haak niet zichtbaar zijn, selecteer dan een noot in het antimetrisch figuur en gebruik de Antimetrisch figuur knop onderaan het Instellingenoverzicht om het bovenstaande dialoog te krijgen.
Voor de 'Richting', kies 'Auto' om de haak aan dezelfde kant van de noot te plaatsen als de stok of waardestreep. Kies 'Omhoog' of 'Omlaag' om expliciet aan te geven of de haak boven of onder de noot moet komen te staan onafhankelijk van de positie van de stok of waardestreep.
Voor het 'Nummersoort', kies 'Getal' om een getal weer te geven, 'Verhouding' om de ratio aan te geven of 'Niets' om geen nummer weer te geven.
Voor de 'Haaktype', kies 'Automatisch' om de haak te verbergen bij noten met een waardestreep en om de haak weer te geven als het antimetrische figuur losse noten of rusten bevat. Kies 'Haak' of 'Niets' om expliciet aan te geven om de haak weer te geven of niet.
Als je de haak of het nummer verplaatst, dan kun je zien dat de verticale en horizontale vaste afstand worden bijgewerkt (standaard afstand is 0sp voor beide)
Je kunt de standaard instellingen terug zetten met de pijl terug knop aan de rechterkant.
Ga naar Stijl → Algemeen... en selecteer Antimetrische figuren. Hiermee kunnen de eigenschappen van de antimetrische figuren worden aangepast.
Er zijn twee aanpassingen mogelijk: Verticaal en Horizontaal
Arpeggios kunnen worden toegevoegd door een arpeggio-symbool uit het palet "Arpeggios en Glissandos" te slepen naar een noot of een akkoord in de partituur.
Om de lengte van de arpeggio aan te passen: dubbelklik op de arpeggio en sleep de grepen omhoog of omlaag.
Glissandos kunnen worden toegevoegd door een glissando-symbool uit het palet " Arpeggios en Glissandos" te slepen naar de eerste van twee opeenvolgende noten op dezelfde notenbalk.
Om de tekst (en nog een paar eigenschappen) van de glissando aan te passen: open het deelvenster “Instellingenoverzicht” (F8) of rechtsklik en kies "Glissando eigenschappen"
Als er niet genoeg plaats is tussen twee noten, plaatst MuseScore geen tekst.
A comprehensive set of symbols can be found in the Articulations and Ornaments palette in the Advanced workspace:
There is also an abbreviated version in the Basic workspace.
Articulations are the symbols added to the score to show how a note or chord is to be played. The principal symbols in this group are:
Specialist articulations are also included for bowed and plucked strings, wind instruments etc.
Ornaments include:
Note: Appoggiaturas and acciaccaturas can be found in the Grace Notes palette.
Use either of the following methods:
To apply an accidental to an existing ornament, such as a trill:
A fermata can be applied directly to a barline by selecting the barline and double-clicking the fermata from a palette. This does not affect playback though.
Keyboard shortcuts can be customized in MuseScore's Preferences.
Immediately after adding an articulation or ornament from a palette, the symbol is automatically selected: It can then be moved up or down from the keyboard as follows:
To enable adjustments in all directions from the keyboard:
You can also change the horizontal and vertical offset values in the Inspector. To position more than one symbol at a time, select the desired symbols and adjust the offset values in the Inspector.
Note: The symbol can also be repositioned by clicking and dragging, but for more precise control, use the methods above.
Most properties of articulations/ornaments can be edited from the Inspector. Other properties (i.e. direction and anchor position) can also be accessed by right-clicking on the symbol and selecting Articulation Properties….
You can also make global adjustments to all existing and subsequently-applied articulations by selecting Style… → General… → Articulations, Ornaments.
Toonbuigingen kunnen aangemaakt worden via het Bend/Toonbuigingssymbool , te vinden in het palet Articulaties & versieringen in de Geavanceerde werkruimte.
Om een of meerdere toonbuigingen aan je partituur toe te voegen kan je de volgende methodes gebruiken:
Om een toonbuiging te bewerken kan je:
een Toonbuiging selecteren in je partituur en vervolgens in het Instellingenoverzicht op de knop "Eigenschappen" klikken.
Aan de linkerzijde van het Bend/Toonbuigingseigenschappen__venster kan je een aantal voorgedefinieerde types kiezen. Aan de rechterzijde zie je een grafische voorstelling van de huidige toonbuiging, bestaande uit een grijze lijn vormgegeven door middel van vierkante blauwe __controlepunten (zie afbeelding hierboven). De helling van de lijn geeft het verloop van de toonbuiging aan.
De verticale as van de grafiek geeft aan hoeveel de toonhoogte zal gebogen worden: 1 eenheid (lichtgrijze lijn) komt overeen met een kwarttoon: 2 eenheden met een halve toon, 4 eenheiden met een volledige toon, enz… De horizontale as is gerelateerd met de visuele lengte van de buiging: elk grijs lijnsegment (tussen twee blauwe controlepunten) maakt de lijn op de partituur 1sp (notenbalkafstand) langer.
Je past de toonbuiging aan door controlepunten toe te voegen of te verwijderen op de grafiek:
Voor elk toegevoegd controlepunt wordt de toonbuigingslijn 1sp langer; elk verwijderd controlepunt maakt de lijn 1sp korter. Het begin en eind controlepunt kunnen enkel op en neer verplaatsen.
De hoogte van een toonbuigingssymbool is automatisch aangepast zodat deze net boven de notenbalk staat. Je kan de hoogte verminderen, indien gewenst, met volgende methode:
De positie van een toonbuiginssymbool kan op een van de volgende manieren aangepast worden:
Eenmaal je een eigen aangepaste toonbuiging hebt aangemaakt, kan je die als symbool aan een palet toevoegen voor toekomstig hergebruik door het naar het palet te slepen terwijl je Ctrl+Shift (Mac: Cmd+Shift) ingedrukt houdt.
Zie Eigen Werkruimte.
Haarspelden zijn Lijn-objecten .
Haarspelden kunnen worden toegevoegd door een haarspeld-symbool uit het palet "Lijnen" te slepen naar een notenkop. Standaard wordt de lijn getrokken tot het einde van de maat en de haarspeld is niet geselecteerd.
Je kunt ook de sneltoetsen gebruiken:
< genereert een crescendo
> genereert een diminuendo
In dit geval wordt de lijn getrokken tot aan de eerstvolgende noot, maar de haarspeld is geselecteerd zodat je direct met de aanpassing kunt beginnen (zie verder).
Of anders: selecteer een beginpunt (notenkop), hou de Shift-toets ingedrukt en klik op het eindpunt. Dubbelklik vervolgens op het haarspeld-symbool uit het palet.
Dubbelklik op de haarspeld om deze in de Bewerkingsmodus te zetten.
Gebruik de handgrepen links en rechts om de lengte aan te passen.
Shift+→ of Shift+← verplaatsen de ankers, hetgeen het afspelen zal beïnvloeden. Bovendien is het met deze methode mogelijk om de haarspeld uit te breiden over de regelafbrekingen heen.
Gebruik de handgreep op de schuine zijde om de hoek aan te passen
→ of ← en Ctrl+→ of Ctrl+← (Mac: Cmd+→ of Cmd+←) verplaatsen het geselecteerde punt zonder het anker te verplaatsen.
Deze methode is enkel geschikt voor kleine visuele aanpassingen. Het herstelcommando: Ctrl+R (Mac: Cmd+R) zal deze kleine aanpassingen ongedaan maken, maar het anker blijft ongewijzigd.
Om de haarspeld te verlengen of te verkorten, gebruik Shift+→ of Shift+← waarmee je tevens het anker verplaatst (zie hierboven).
Het afspelen van crescendo's en diminuendo's heeft alleen effect van één noot naar de volgende. Het is momenteel niet mogelijk de dynamiek te wijzigen tijdens het verloop van één noot.
Haarspelden beïnvloeden het afspelen alleen als er Dynamische tekens worden gebruikt vóór en nà de haarspeld.
Haken kunnen worden toegevoegd door een haak-symbool uit het palet "Haken" te slepen naar een lege plaats in de eerste maat van een systeem.
Je kunt het haak-type wijzigen door een nieuwe haak boven op een bestaande haak te slepen.
Dubbelklik op de haak om deze in de bewerkingsmodus te zetten. Je kunt de haak nu spreiden over een willekeurig aantal notenbalken van het systeem.
Als je een haak meer naar links of naar rechts wilt verplaatsen: Dubbelklik an op de haak om deze in de Bewerkingsmodus te zetten en druk Shift+← of Shift+→.
Om een haak te verwijderen selecteer je de haak en druk dan op Del
Een Legatoboog is een gebogen lijn tussen twee of meer noten die aangeeft dat deze moeten gespeeld worden zonder onderbreking. Als het de bedoeling is om twee noten van dezelfde toonhoogte te verbinden, zie: Overbindingen
Indien nodig, verlaat de Noteninvoermodus
en selecteer de eerste noot:
S genereert een legatoboog:
Shift+→ verplaatst het einde van de boog naar de volgende noot:
X wisselt de boogrichting:
Esc beëindigt de Bewerkingsmodus:
Noteninvoermodus
en selecteer de eerste noot:Noteninvoermodus
bent. Voer de eerste noot in van de sectie waarover een Legatoboog moet worden geplaatst.De handgrepen, zoals weergegeven in de stappen 2 t/m 4 van methode 1, kunnen aangepast worden met de muis. Met de twee buitenste kun je het begin en het einde van de boog aanpassen. Met de twee binnenste kun je de omtrek van de boog aanpassen
Een legatoboog kan meerdere systemen en pagina's overspannen. Het startpunt en het eindpunt zijn verankerd aan een noot, een akkoord of een rust. Wanneer de noten worden herschikt door een verandering in opmaak, omvang of stijl, zal de boog mee bewegen en het formaat past zich aan.
In dit voorbeeld wordt de legatoboog overspannen van de bas naar de G-sleutel.
Selecteer de eerste noot van de legatoboog (met de muis). Hou de Ctrl-toets ingedrukt (⌘ on a Mac) selecteer (met de muis) de laatste noot van de boog en druk: S om een legatoboog toe te voegen.
Gestippelde legatobogen komen in de muziek voor waar het gebruik varieert tussen coupletten. Gestippelde bogen worden soms ook gebruikt als suggestie van een arrangeur (in tegenstelling tot de markeringen van de componist). Om een bestaande legatoboog in een gestippelde of gestreepte boog te veranderen moet je hem selecteren en dan bij de instellingenoverzicht (F8) kan het 'Lijntype' worden gewijzigd van 'Doorgetrokken' in 'Gestippeld' of 'Gestreept'.
X wisselt de richting van de geselecteerde boog.
Lijnen kunnen worden toegevoegd door een lijn-symbool uit het palet "Lijnen" te slepen naar de partituur of door eerst een notenbereik te selecteren en daarna te dubbelklikken op het lijn-symbool.
Net zoals eerder hangt het aantal items dat getoond wordt af van de instellingen van de Nonexistant node nid: 39841.
Het Basis palet:
De volledige lijst, beschikbaar in de geavanceerde werkruimte:
Als je de lengte van een lijn wijzigt met de muis, zal de positie van het anker op de maat (of noot) niet veranderen.
Daarom wordt de volgende methode aanbevolen:
Als je je in de Noteninvoermodus
bevindt, druk dan Esc om deze te verlaten.
Dubbelklik op de lijn die je wilt wijzigen om naar de Bewerkinsmodus
te schakelen.
Verplaats de handgrepen met behulp van de volgende sneltoetsen:
Als je de lengte op zich wilt aanpassen zonder daarbij de noten of de maten waaraan de lijn verankerd is te wijzigen, sleep dan de handgrepen met de muis of gebruik:
Wanneer er in een hele maat geen noten staan, dan wordt een helemaatsrust gebruikt. Een helemaatsrust lijk op een hele noot rust, maar is gecentreerd in het midden van de maat en in plaats van dat deze gelijk is aan vier kwart tellen heeft deze de waarde van de hele maat lengte afhankelijk van de huidige maatsoort.
Om een helemaatsrust te maken selecteer je een maat en druk je op Del. Alle noten en rusten in deze maat worden vervangen door een hele maat rust.
Rusten over meerdere maten geven een lange lengte van stilte aan voor een instrument en worden vaak gebruikt in ensemble bladmuziek. Ze worden automatisch onderbroken op belangrijke plaatsen, zoals een dubbele maatstreep, repetitieteken, muzieksleutel of maatsoort wijzigingen, etc.
Het getal boven de meermaatsrust geeft aan hoe lang de rust duurt.
Als alternatief, druk op M op het toetsenbord om de meermaatsrust optie aan of uit te zetten.
De stijl optie combineert automatisch de lege maten in meermaatsrusten in de gehele partituur. Het is daarom aanbevolen om eerst alle noten in te voeren en dan de meermaatsrust optie aan te zetten.
Zie ook: Maat bewerkingen: Onderbreek meermaatsrust
Je wilt een meermaatsrust opsplitsen in twee meermaatsrusten.
De optie moet worden aangezet voordat de "Maak meermaatsrusten" optie in Stijl → Algemeen..., in de "Partituur" optie wordt aangezet.
Selecteer de eerste maat waar de volgende meermaatsrust moet beginnen, klik met rechts en kies Maateigenschappen → Onderbreek meermaatsrust
Opmerking: Meermaatsrusten worden onderbroken door een repetitieteken (niet bij gewone tekst), sectie einde, muzieksleutel of maatsoort wijziging, of dubbele maatstreep.
Octave (Ottava) lines are used to indicate that a section of music is to be played one or more octaves above or below written pitch: The line may be dotted or solid. Ottavas are available in the Lines palette of the Basic and Advanced workspaces.
8─────┐or 8va─────┐: Play one octave above written pitch
8─────┘or 8vb─────┘: Play one octave below written pitch
8va/8vb lines are particularly common in piano scores, though they are sometimes used in other instrumental music.1 15ma (2 octaves above) and 15mb (2 octaves below) are also occasionally used.
Use one of the following:
See also, Lines: Adjust vertical position.
See Lines: Change length.
Octaves can be customized just like any other line. See Lines: Custom lines and line properties.
Gerou/Lusk. Essential Dictionary of Music Notation (Internet Archive). ↩︎
Een overbinding is een gebogen lijn tussen twee noten met dezelfde toonhoogte. Indien je een gebogen lijn wilt die over meerdere tonen moet, zie dan Legatoboog.
Selecteer de eerste noot:
+ maakt een overbinding:
(+ of de overbinding knop, , te vinden rechts bovenaan naast de noten in de noot invoer werkbalk)
Om overbinding te maken tijdens het noten invoeren, druk op de + of de overbinding knop , na de eerste noot van de boog.
X wisselt de positie van een overbinding, van boven de noot naar onder de noot en visa versa.
Om een overbinding toe te voegen tussen twee akkoorden, selecteer de stok van het eerste akkoord of Shift + klik op het eerste akkoord en druk dan op + of de overbinding knop . Noteninvoermodus mag hierbij niet aanstaan.
Indien akkoorden moeten worden gebonden die unisono noten bevatten dan is de beste manier:
Korte voorslagen (Acciaccatura) worden weergegeven als kleine nootjes met een streep door de stok. Lange voorslagen (Appoggiatura) hebben geen streep door de stok. Beiden worden voor de noot (met normaal formaat) geplaatst.
Siernoten kunnen worden toegevoegd door een siernoot-symbool uit het palet Siernoten te slepen naar een noot (met normaal formaat).
U kunt ook een notenkop selecteren en vervolgens dubbelklikken op het siernoot-symbool.
Om meerdere siernoten toe te voegen: sleep achtereenvolgend de siernoten naar de notenkop.
Om een akkoord van siernoten in te voegen: plaats de eerste siernoot; hou de Shift-toets
ingedrukt + type de letterbenaming van de noten (C, D, E etc...)
Om de duur van een siernoot te wijzigen: selecteer deze (door er op te klikken) en klik daarna op een van de symbolen op de werkbalk: of gebruik de sneltoetsen 1 t/m 9 (zie Noteninvoer).
Het kan zijn dat ja na een noot (zoals een triller) de siernoot handmatig moet bijstellen met Ctrl + pijltjes.
Tremolo is het snel herhalen van één noot of het snel wisselen tussen twee of meer noten. Het wordt aangegeven met schuine strepen door de stokken van de noten. Als de tremolo tussen twee of meer noten is, dan worden de strepen tussen hen geplaatst. Tremolo symbolen worden ook gebruikt voor het noteren van een roffel op de trom.
Het tremolo palet bevat aparte symbolen voor de tremolo's voor één noot (hieronder te zien met de stokken) en voor twee of meer noten (hieronder te zien zonder de stokken).
Om een tremolo toe te voegen aan een enkele noot selecteer je de noot en dubbelklik daarna op het gewenste symbool in het tremolo palet.
In een tremolo die bestaat uit twee noten heeft iedere noot de waarde van de hele tremolo. Om een tremolo met de duur van een halve noot te maken, voor eerst twee normale kwart noten in en na het toevoegen van de tremolo aan de eerste noot, wordt de noot waarde automatisch gewijzigd in halve noten.
Voortekens kunnen worden toegevoegd / gewijzigd door een voortekensymbool uit het Palet Voortekens te slepen naar een noot in de partituur.
Als je alleen de toonhoogte van één noot wilt aanpassen: selecteer de noot en druk:
Om de bestaande voortekenens te veranderen in een waarschuwend voorteken (tussen haakjes) sleep je de haakjes van het Palet Voortekens naar het bestaande voorteken (niet de notenkop). Om de haakjes verwijderen selecteer je het voorteken en drukt je op Del.
Als je later de toonhoogte van de noot met de cursortoetsen wijzigt, worden de handmatige instellingen aan de voortekens verwijderd.
De menufunctie Noten → Herbepaal toonhoogtes probeert de juiste voortekens te raden voor de hele partituur.
Waardestrepen worden automatisch geplaatst, maar kunnen handmatig worden aangepast.
Waardestrepen kunnen worden toegevoegd door een waardestreep-symbool uit het palet "Waardestreep-eigenschappen" te slepen naar een noot.
Je kunt ook eerst de noot selecteren en daarna dubbelklikken op het gewenste waardestreep-symbool.
start de waardestreep bij deze noot.
beëindig de waardestreep niet bij deze noot.
geef deze noot geen waardestreep.
start een tweede waardestreep bij deze noot.
start een derde waardestreep bij deze noot.
(terug naar) automatisch (= de standaard): MuseScore bepaalt de waardestreepeigenschap aan de hand van de maatsoort.
start een gevederde waardestreep (trager) bij deze noot.
start een gevederde waardestreep (sneller) bij deze noot.
Om de hoek van de waardestreep te bepalen of om de afstand van de waardestreep naar de noot (dat wil zeggen de lengte van de stok) te wijzigen, dubbelklik je op de waardestreep om het in de Bewerkingsmodus te komen. De rechter handgreep is geselecteerd.
Pijl omhoog/omlaag zal nu de hoek aanpassen.
Door het selecteren van de linker handgreep en het gebruik van de op/neer pijltjestoetsen zal de stok verlengen/ verkorten.
Als je klaar bent: druk Esc om de bewerkingsmodus te verlaten.
Om een waardestreep boven of onder de noten te plaatsen kun je deze knop gebruiken in de tweede werkbalk: of gebruik de sneltoets “X”.
Het begin en einde van eenvoudige herhalingen kan worden ingesteld door gebruik te maken van de juiste maatstrepen. Voor instructies voor eerste en tweede einden maten, zie Volta
Zorg dat de optie "Laat herhalingen horen" aanstaat om ze te horen tijdens het afspelen. Je kunt dit uitschakelen door de knop te de-selecteren.
In de laatste maat van een herhaling kun je middels eigenschappen "aantal herhalingen" instellen hoe vaak de herhaling moet worden gespeeld.
Tekst en symbolen met betrekking tot herhalingen kunnen worden gevonden in het 'Herhalingen & Sprongen' palet.
Het Herhalingen & sprongen palet bevat de symbolen voor maatherhaling, segno en coda. Het bevat ook 'D.S.', 'D.C.' en Fine tekst:
Om een object toe te voegen uit het herhalingen palet, sleep het op (niet boven) de gewenste maat (zodat de maat van kleur wijzigt) en laat het los. Het object komt dan boven deze maat in de partituur te staan.
Sprongen bestaan over het algemeen uit drie delen:
Labels zijn namen die worden toegewezen een maten. Twee labels ("start", "end") geven het begin en einde van de partituur aan en hoeven niet expliciet te worden toegevoegd.
Voorbeelden:
Bij de sprong instructie Da Capo zal het bij het afspelen worden gesprongen naar het begin van de partituur en wordt deze in zijn geheel herhaald (tot aan het impliciete end label).
Bij de sprong instructie Da Capo al Fine zal bij het afspelen worden gesprongen naar het begin van de partituur en wordt deze afgespeeld tot aan het Fine/Einde label.
Dal Segno al Fine (of D.S. al Fine) springt naar het Segno label en speelt tot aan het Fine/Einde label.
Dal Segno al Coda springt naar het Segno label en speelt tot aan het eerste To Coda label. Het afspelen gaat dan verder bij het eerstvolgende Coda label. De eigenschappen van de sprong kan worden ingesteld door met rechts te klikken op het D.S. al Coda label.
Volta haken, of eerste en tweede einden haken, worden gebruikt om verschillende einden aan te geven voor een herhaling.
Om een volta haak in de partituur te plaatsen, sleep je deze vanuit het Lijnen palet en plaats hem op de gewenste plaats.
Om het symbool over meerdere maten te plaatsen moet deze naar de eerste maat worden gesleept zoals hierboven, vervolgens dubbelklikken om in de bewerkingsmodus te komen en druk dan op Shift+→ om het einde één of meerdere maten naar rechts te verplaatsen. Je kunt het einde ook een maat terug verplaatsen met Shift+←.
Deze commando's verplaatsen de "logische" start of eind van een volta haak, welke zorgt voor het correct afspelen in MuseScore en helpt met de opmaak over meerdere systemen. Het verplaatsen van de handgrepen met de muis of met de linkse en rechtse pijltjes toetsen zonder Shift stelt je instaat de positionering aan te passen maar verandert niet hoe de herhaling wordt afgespeeld en kan zorgen voor afspeel of spreidingsproblemen.
Als je de handgrepen verplaatst, dan wordt er een gestreepte lijn zichtbaar in de partituur van de handgreep naar de logische positie:
Je kunt de tekst en andere eigenschappen van de volta haak aanpassing in het lijn-eigenschappen dialoog. Klik met rechts op een volta haak en kies Lijn-eigenschappen.... Het figuur hieronder laat de volta tekst zien als "1.-5."
Je kunt ook met rechts klikken op de volta en het volta-eigenschappen dialoog weergeven. Van hieruit kun je zowel de tekst (zoals hierboven in het lijn-eigenschappen dialoog) en de herhalingslijst aanpassen. Als je één volta wilt laten spelen voor sommige herhalingen en een andere volta voor andere herhalingen, voer dan de herhalingen in gescheiden door een komma. In het onderstaande voorbeeld wordt deze volta gespeeld bij herhaling 1, 2, 4, 5 en 7. Een andere volta bevat het andere einde, zoals 3, 6 en mogelijk hogere nummers zoals 8, 9, etc.
Soms moet een herhaling meer dan twee keer worden afgespeeld. In het bovenstaande figuur geeft de volta aan dat het vijf keer gespeeld moet worden voordat het verder gaat. Als je het aantal keer dat MuseScore een herhaling afspeelt wilt veranderen, ga dan naar de maat waarin de herhalingsmaatstreep staat en wijzig het 'aantal herhalingen' (zie Maatbewerkingen: Overige eigenschappen)
Met transponeren verhoog of verlaag je een selectie van noten in de notenbalk. MuseScore ondersteund verschillende vormen van transponeren.
(Zie onder voor details)
Chromatisch transponeren verplaatst noten naar boven of beneden in stappen van een halve toon. Vanuit het hoofd menu, kies Noten → Transponeer, selecteer de toonsoort om te transponeren - dichtstbijzijnde, omhoog of omlaag.
Standaard wordt hierbij ook de toonsoort veranderd. Indien je dit niet wilt, kun je dit ook uitzetten door "transponeer toonsoorten" uit te zetten.
Chromatisch transponeren verplaatst noten naar boven of beneden in stappen van een halve toon. Vanuit het hoofd menu, kies Noten → Transponeer, selecteer "Op Interval" en kies de gewenste interval uit de lijst en of je omhoog of omlaag wilt transponeren.
Standaard wordt hierbij ook de toonsoort veranderd. Indien je dit niet wilt, kun je dit ook uitzetten door "transponeer toonsoorten" uit te zetten.
Je kunt een selectie van noten ook transponeren met de pijltjes toetsen(↑ of ↓), hierbij blijft de toonsoort gelijk.
Diatonisch transponeren verplaatst de noten naar boven of naar beneden in de huidige toonladder en toonsoort. Je kunt een enkele noot verplaatsen door deze naar boven of beneden te slepen. Je kunt een selectie van noten verplaatsen met Ctrl + klik en slepen.
Sommige instrumenten, zoals een Bes trompet of alt sax, zijn transponerende instrumenten. Deze instrumenten klinken lager of hoger dan de geschreven toonhoogte. MuseScore heeft een ingebouwde optie voor transponerende instrumenten.
De Werkelijke toonhoogte knop en Noten → Werkelijke toonhoogte uit het hoofd menu laat je wisselen tussen de werkelijke toonhoogte en de transponerende toonhoogte. Werkelijke toonhoogte helpt componisten en arrangeurs bij het schrijven van muziek omdat ieder instrument in dezelfde toonsoort staat en de noten in de notenbalk klinken zoals ze in werkelijkheid zijn. Wanneer werkelijke toonhoogte is uitgeschakeld, dan klinken de noten van sommige instrumenten niet hetzelfde als de noot geschreven in de notenbalk maar zijn ze geschikt om op het instrument gespeeld te worden. Denk er aan dat, indien je werkelijke toonhoogte gebruikt, je dit uitgeschakeld voordat je de partijen afdrukt.
Instrument transpositie is reeds ingesteld in MuseScore. Echter, als je een zeldzaam instrument of een transpositie nodig hebt die niet in MuseScore zit, moet je mogelijk de instrument transpositie handmatig aanpassen. Klik met rechts op een leeg gedeelte van de notenbalk van het instrument en kies Notenbalk-eigenschappen.... Onderaan in het Notenbalk-eigenschappen scherm kun je de interval van de transpositie, octaaf verschuivingen en of de interval "Omhoog" (klinkt hoger dan geschreven) of "Omlaag" (klinkt lager dan geschreven) is.
Drumnotatie en percussie-notatie omvat gestemde en ongestemde notaties.
Als u niet vertrouwd bent met het aanpassen van meerdere stemmen in een notenbalk, zie: Stemmen voor een overzicht.
Het is raadzaam eerst ervaring op te doen met Noten invoer alvorens u aan percussie-notatie begint.
De eenvoudigste manier om drumnotatie toe te voegen aan uw notenbalk is via het MIDI toetsenbord. Sommige MIDI toetsenborden hebben slagwerk markeringen boven/onder elke toets. Als u op de toets voor HiHat drukt, zal MuseScore de juiste notatie aan de partituur toevoegen. MuseScore zorgt automatisch voor de stokrichting en het type van notenkop.
Om noten in te voeren op een percussie notenbalk met het computer toetsenbord klik je eerst op de notenbalk en druk je dan op N om de noteninvoermodus
te activeren. Standaard zijn er zeven drum geluiden gekoppeld aan de toetsenbord snelkoppelingen (A-G), net zoals bij de reguliere noot invoer. Je kunt deze zeven snelkoppeling aan andere drum geluiden toewijzen via de Bewerk drumset knop in het drum invoer palet (zie →hieronder).
Als je een nieuwe drum noot wilt invoeren/toevoegen op dezelfde positie van een bestaande noot—bijvoorbeeld als je de snare en hi-hat geluiden gelijktijdig wilt laten horen—dan moet je bij het invoeren van de nieuwe noot via het computer toetsenbord de Shift toets indrukken zodat je de bestaande noot niet overschrijft. Dit is dezelfde methode als die wordt gebruikt voor het invoeren van akkoord voor gestemde instrumenten in MuseScore (zie Noteninvoer).
Noot invoer voor ongestemd percussie werkt anders dan voor andere instrumenten, hier zijn de speciale stappen:
noteninvoermodus
te activerenHet is mogelijk dat je de geluiden wilt aanpassen die gekoppeld zijn aan de toonhoogte in de notenbalk. Dit kun je doen door, terwijl je in noteninvoermodus bent van een percussie notenbalk, te klikken op de Bewerk drumset knop aan de linkerkant. Je kunt ook de toetsenbord snelkoppeling voor specifieke noten aanpassen die je mogelijk gebruikt in de partituur.
Drumsets worden opgeslagen als .drm bestanden.
Om een roffel te maken gebruik je de Tremolo.
Muziek voor snaarinstrumenten met fretten wordt vaak genoteerd in tablatuur (Tab) notatie. Hierbij worden een visuele representatie weergegeven van de snaren en fret nummers die moeten worden gebruikt bij het spelen.
Tablatuur kan ook worden gecombineerd met de gewone notatie:
Wanneer een tablatuur notenbalk wordt aangemaakt dan wordt deze ingesteld op de meest gebruikelijke stemming voor het instrument dat gekozen is - als voorbeeld, bij een gitaar is de standaard stemming E2, A2, D3, G3, B3, E4. Om de stemming van een instrument (of andere tablatuur eigenschappen) aan te passen gebruik je het Notenbalk-eigenschappen dialoog (zie Wijzig instrument snaargegevens).
Kies Bestand → Nieuw of gebruik de sneltoets Ctrl + N (Mac: Cmd+N) om de Nieuwe partituur wizard te openen. In de Kies instrumenten stap, selecteer een (of meerdere) van de tablatuur opties uit de getokkelde snaarinstrumenten lijst in de linker kolom en kies Voeg toe.
Indien het gewenste instrument niet voorkomt in de "Algemene instrumenten" lijst dan kan het zijn dat deze zich bevindt in de "Alle instrumenten" lijst - gebruik het selectie optie boven de instrumenten lijst om de categorie van instrumenten die worden weergegeven te wijzigen. Als alternatief kun je ook de zoek optie gebruiken die onderaan de instrumenten lijst staat.
Als de gewenste instrument/tablatuur combinatie niet beschikbaar is in de lijst dan kun je het volgende doen:
Hiermee kun je een tablatuur maken voor ieder chromatisch instrument met fretten.
Opmerking: Voor het maken van een gecombineerde notenbalk/tablatuur, zie Combineer een standaard notenbalk met een tablatuur notenbalk.
Het is ook mogelijk om een standaard type notenbalk om te zetten naar een tablatuur variant en visa versa:
De geselecteerde notenbalk wordt nu omgezet in een tablatuur notenbalk. Selecteer "Standaard" in stap 7 om een tablatuur notenbalk om te zetten in een standaard notenbalk.
Hiermee is het mogelijk om de partij in een standaard notenbalk in te voeren en dan om te zetten in een tablatuur en visa versa.
Tablatuur 'noten' (of fret markeringen) refereren niet naar toonhoogten maar naar snaren en fret posities. Het is noodzakelijk dat je tablatuur 'weet' welke snaarstemming je gebruikt anders zijn de toonhoogten die gemaakt worden van de fret markeringen (bijvoorbeeld in gekoppelde notenbalken bij het afspelen of bij het maken van audio bestanden) niet juist.
De getokkelde snaarinstrument die beschikbaar zijn in de instrumtenlijst (druk op I om deze te zien) zijn ingesteld op de 'standaard' snaarstemming gegevens. Je kunt de stemming bekijken door met rechts te klikken op een notenbalk in de partituur en te kiezen voor Notenbalk-eigenschappen en vervolgens te drukken op de Wijzig snaargegevens... knop.
In sommige gevallen is het nodig om deze informatie aan te passen - als voorbeeld wanneer je werkt met een niet-standaard stemming (scordatura). En indien een specifiek instrument niet in de instrumentenlijst beschikbaar is en er een gelijksoortig instrument is gekozen bij het maken van de partituur.
Het is belangrijk om de stemming van de notenbalk te controleren voor het invoeren van de noten.
Om de snaar stemming te zien / wijzigingen:
Het volgende is alleen van toepassing voor getokkelde snaarinstrumenten notenbalk (standaard of tablatuur):
Selecteer Notenbalk-eigenschappen...
Druk op de Wijzig snaargegevens... knop onderaan het dialoog venster (deze knop is alleen beschikbaar indien het instrument is ingesteld als een snaar instrument). Het "Snaargegevens" dialoog wordt geopend, controleer de huidige snaar informatie en maak aanpassingen waar nodig met de Nieuwe snaar..., Bewerk snaar..., Verwijder snaar knoppen
Opmerking: De selectie vakjes in de Open kolom worden gebruikt om individuele snaren altijd als open (zonder fret), zoals bij de luit, te markeren.
Als de stemming wordt aangepast wanneer de tablatuur voor het instrument reeds een aantal noten bevat, dan worden de fret markeringen, waar mogelijk, aangepast zodat dezelfde noten met de nieuwe stemming worden gehoord.
Het aantal frets (zowel fysieke frets als 'virtuele' posities) bepaald het hoogste fret nummer dan een snaar kan krijgen.
Iedere wijziging die je aanbrengt in de snaarstemming is alleen van toepassing voor dat instrument en voor die partituur en zal de standaard/ingebouwde instellingen niet veranderen.
Controleer of het "Aantal frets" juist is en pas deze aan indien niet juist
Met het dialoog venster dat wordt geopend met de Bewerk snaar... functie kun je een nieuwe noot toe kennen aan de snaar.
De standaard eigenschappen van een tablatuur zijn geschikt voor een gitaar in de standaard stemming (E2, A2, D3, G3, B3, E4). Voor andere instrumenten en/of genres kan het nodig zijn deze eigenschappen aan te passen.
De instellingen van een tablatuur, net zoals voor de overige type van notenbalken, kunnen worden gewijzigd in de Notenbalk-eigenschappen dialoog.
Voor sommige instrumenten is het gebruikelijk om zowel de standaard notenbalk als een tablatuur (TAB) notenbalk te gebruiken. De standaard notenbalk laat de conventionele notatie zien terwijl de tablatuur notenbalk de snaar en fret nummers laat zien.
Er zijn twee manieren om dit te doen:
In MuseScore is het mogelijk om notenbalken te "koppelen" zodat wijzigingen in de één ook worden toegepast in de gekoppelde. Indien de standaard notenbalk is gekoppeld aan een tablatuur dan kunnen beide gebruikt worden om de noten in te voeren.
Zodra de nieuwe gekoppelde notenbalk is gemaakt kun je de eigenschappen (bv. wijzig in tablatuur) en/of andere eigenschappen wijzigen zoals hierboven beschreven.
Als akkoorden worden ingevoerd in de normale notenbalk (of worden gekopieerd vanuit een andere notenbalk met Ctrl+C / Ctrl+V), dan probeert MuseScore in de tablatuur de noten zo goed mogelijk te verdelen over de snaren en daarbij conflicterende frets (meerdere noten op dezelfde snaar) te voorkomen. Als dat niet mogelijk is dan worden conflicterende noten in de tablatuur met een rode achtergrond weergegeven en moeten deze met de hand worden aangepast (zie hieronder Noten Bewerken).
Indien je een standaard notenbalk wilt gebruiken zonder dat de noten automatisch worden overgenomen, doe dan het volgende:
Een andere optie is om een niet-gekoppelde tablatuur notenbalk toe te voegen als een apart instrument:
Je kunt nu noten invoeren in beide notenbalk zonder dat deze invloed hebben op elkaar. Je kunt hierbij ook gebruik maken van de kopieer en plak optie om de muziek van de ene notenbalk in de andere over te nemen.
Toetsenbord:
Muis:
MuseScore weigert om een tweede noot in te voeren op een snaar die al een noot bevat, om deze reden is het meestal beter om bij het schrijven van akkoorden te beginnen bij de hoogste snaar en dan verder te gaan met de lagere.
Selecteer de nootwaarde/lengte die moet worden ingevoerd
Indien je in e TAB invoer mode bent, dan worden de standaard snelkoppelingen voor het invoeren van de nootwaarden (0 tot en met 9) gebruikt voor het invoeren van de fret cijfers. Om de waarde te selecteren voor de volgende in te voeren noot kunnen de volgende vier methoden worden gebruikt:
Zolang je NIET in de invoermodus bent, zijn er drie toets combinaties mogelijk om een fret markering te wijzigen:
Noteninvoermodus
Type: | Je krijgt: |
---|---|
↑ | Selecteer de hogere snaar als de huidige. |
↓ | Selecteer de lagere snaar als de huidige. |
Shift+1 tot en met Shift+9 | Selecteer de lengte |
NumPad 1 tot en met NumPad 9 | Selecteer de lengte |
Q | Verlaag de huidige invoer lengte. |
W | Verhoog de huidige invoer lengte. |
0 tot en met 9 | Voer een fret cijfer / letter in. |
A tot en met K | Voer een fret cijfer / letter in (exclusief I). |
Shift+↑ | Verhoog de huidige fret markering. |
Shift+↓ | Verlaag de huidige fret markering. |
Normale mode
Type: | Je krijgt: |
---|---|
Shift+↑ | Verhoog de toon van de gekozen noot (MuseScore kiest hierbij de snaar). |
↑ | Verhoog de toon zonder de snaar te veranderen. |
Shift+↓ | Verlaag de toon van de gekozen noot (MuseScore kiest hierbij de snaar). |
↓ | Verlaag de toon zonder de snaar te veranderen. |
Ctrl+↑ | Verplaatst de noot naar de bovenliggende snaar, toonhoogte blijft gelijk. |
Ctrl+↓ | Verplaatst de noot naar de onderliggende snaar, toonhoogte blijft gelijk. |
Shift+X | Zet de ghost nootkop aan of uit. |