A comprehensive set of symbols can be found in the Articulations and Ornaments palette in the Advanced workspace:
There is also an abbreviated version in the Basic workspace.
Articulations are the symbols added to the score to show how a note or chord is to be played. The principal symbols in this group are:
Specialist articulations are also included for bowed and plucked strings, wind instruments etc.
Ornaments include:
Note: Appoggiaturas and acciaccaturas can be found in the Grace Notes palette.
Use either of the following methods:
To apply an accidental to an existing ornament, such as a trill:
A fermata can be applied directly to a barline by selecting the barline and double-clicking the fermata from a palette. This does not affect playback though.
Keyboard shortcuts can be customized in MuseScore's Preferences.
Immediately after adding an articulation or ornament from a palette, the symbol is automatically selected: It can then be moved up or down from the keyboard as follows:
To enable adjustments in all directions from the keyboard:
You can also change the horizontal and vertical offset values in the Inspector. To position more than one symbol at a time, select the desired symbols and adjust the offset values in the Inspector.
Note: The symbol can also be repositioned by clicking and dragging, but for more precise control, use the methods above.
Most properties of articulations/ornaments can be edited from the Inspector. Other properties (i.e. direction and anchor position) can also be accessed by right-clicking on the symbol and selecting Articulation Properties….
You can also make global adjustments to all existing and subsequently-applied articulations by selecting Style… → General… → Articulations, Ornaments.
Toonbuigingen kunnen aangemaakt worden via het Bend/Toonbuigingssymbool , te vinden in het palet Articulaties & versieringen in de Geavanceerde werkruimte.
Om een of meerdere toonbuigingen aan je partituur toe te voegen kan je de volgende methodes gebruiken:
Om een toonbuiging te bewerken kan je:
een Toonbuiging selecteren in je partituur en vervolgens in het Instellingenoverzicht op de knop "Eigenschappen" klikken.
Aan de linkerzijde van het Bend/Toonbuigingseigenschappen__venster kan je een aantal voorgedefinieerde types kiezen. Aan de rechterzijde zie je een grafische voorstelling van de huidige toonbuiging, bestaande uit een grijze lijn vormgegeven door middel van vierkante blauwe __controlepunten (zie afbeelding hierboven). De helling van de lijn geeft het verloop van de toonbuiging aan.
De verticale as van de grafiek geeft aan hoeveel de toonhoogte zal gebogen worden: 1 eenheid (lichtgrijze lijn) komt overeen met een kwarttoon: 2 eenheden met een halve toon, 4 eenheiden met een volledige toon, enz… De horizontale as is gerelateerd met de visuele lengte van de buiging: elk grijs lijnsegment (tussen twee blauwe controlepunten) maakt de lijn op de partituur 1sp (notenbalkafstand) langer.
Je past de toonbuiging aan door controlepunten toe te voegen of te verwijderen op de grafiek:
Voor elk toegevoegd controlepunt wordt de toonbuigingslijn 1sp langer; elk verwijderd controlepunt maakt de lijn 1sp korter. Het begin en eind controlepunt kunnen enkel op en neer verplaatsen.
De hoogte van een toonbuigingssymbool is automatisch aangepast zodat deze net boven de notenbalk staat. Je kan de hoogte verminderen, indien gewenst, met volgende methode:
De positie van een toonbuiginssymbool kan op een van de volgende manieren aangepast worden:
Eenmaal je een eigen aangepaste toonbuiging hebt aangemaakt, kan je die als symbool aan een palet toevoegen voor toekomstig hergebruik door het naar het palet te slepen terwijl je Ctrl+Shift (Mac: Cmd+Shift) ingedrukt houdt.
Zie Eigen Werkruimte.